OM niet in hoger beroep tegen 13 verdachten voor in de val lokken homo’s

Het Openbaar Ministerie gaat niet in hoger beroep in de strafzaken tegen 13 verdachten die veroordeeld zijn voor hun betrokkenheid bij geweldsincidenten in Dordrecht in het weekend van 31 maart en 1 april 2018. De 13 jongeren spraken via Grindr af met homo’s. Op de afgesproken locatie belaagden zij de mannen.

De rechtbank Rotterdam heeft op 1 november de 13 verdachten veroordeeld voor hun aandeel in het openlijk geweld, de mishandeling en de vernieling, gepleegd in het weekend van 31 maart in Dordrecht. De hoofdverdachte is daarnaast veroordeeld voor belediging. Daarmee heeft de rechtbank, de door de officier van justitie met betrekking tot het bewijs getrokken conclusies, vrijwel volledig overgenomen.

Op de verschillende zittingsdagen is stilgestaan bij de vraag of het gedrag van de 13 verdachten geduid kan worden als zogenoemd homofoob geweld. Daarbij is onder meer gekeken naar het feit dat verdachten gebruik hebben gemaakt van datingapp Grindr om hun slachtoffers te lokken, de uitlatingen die tijdens de bewuste incidenten zijn gedaan en de verklaring die verdachten voor hun gedrag hebben gegeven.

De officier van justitie heeft op zitting benoemd dat deze feiten en omstandigheden het moeilijk maken te geloven dat verdachten, anders dan zij hebben verklaard, niets tegen mensen met een homoseksuele geaardheid hebben. Dit is echter onvoldoende om tot bewijs van homofoob geweld te komen. Daarbij speelt mee dat uit onderzoek gebleken is dat de verdachten die de plannen hebben gemaakt, verschillende manieren hebben besproken om op criminele wijze geld te verdienen. Het lokken van mannen via Grindr en het vervolgens mishandelen en chanteren was één van hun ideeën. Ook de rechtbank is tot het oordeel gekomen dat er onvoldoende bewijs is voor homofoob geweld.

De manier waarop verdachten te werk zijn gegaan heeft er voor gezorgd dat in de LHBT-gemeenschap gevoelens van angst, onrust en onveiligheid zijn ontstaan, dit wordt hen zowel door het Openbaar Ministerie als door de rechtbank zwaar aangerekend. Het Openbaar Ministerie kan zich dan ook vinden in het oordeel van de rechtbank. De door de rechtbank opgelegde straffen zijn gezien de achtergrond van de feiten en de meegewogen persoonlijke omstandigheden van de verdachten passend te noemen. Onder deze omstandigheden ziet het Openbaar Ministerie geen reden in hoger beroep te gaan.

Dit artikel delen